Hoewel filosofie voor alle kinderen interessant en belangrijk is, heb ik vaak gezien dat hoogbegaafde leerlingen extra hongerig zijn naar filosofische denkuitdagingen. Als op een school in de reguliere klassen wordt gefilosofeerd betekent het daarom nog niet dat hoogbegaafde leerlingen deze honger kunnen stillen. Zij kunnen namelijk soms zo los gaan in hun redenaties dat de rest van de klas afhaakt, met als gevolg dat het kind wordt afgeremd in zijn enthousiasme. Het blijft dus belangrijk om filosofie ook in de plusklas aan te bieden, want daar kunnen de leerlingen elkaar bijhouden.
Lees maar eens mee met dit gesprek en je begrijpt wat ik bedoel. Dit was een workshop bij een groep hoogbegaafde kinderen die op zaterdagmiddag voor extra denkvoer naar een speciaal daarvoor opgerichte club gaan. Het was de eerste keer dat ik bij hen kwam en toch werd er vanaf minuut 1 op hoog niveau gefilosofeerd met ingewikkelde redenaties. Over wat we kunnen weten, of we denken, wat leven is en of we een geest hebben. En dat allemaal binnen een uur!
Ik opende de filosofiemiddag luchtig met een opdracht voor het tekenen van een fantasiedier. Daarna vroeg ik of het dier echt kon bestaan.
‘Het kan best dat er ergens een wereld met deze beesten is,’ vindt Mark.
‘Maar dan zou eigenlijk alles kunnen bestaan,’ concludeert zijn buurman.
‘Dat van mij is gewoon een gek gemuteerde kwal,’ grinnikt Lars.
‘Maar zou hij kunnen bestaan?’ vraag ik.
‘Als er een spuitje was, waardoor hij gemuteerd werd wel.’
Ik fantaseer met hem mee: ‘Ja, dat kan natuurlijk ook nog! Kernrampen, genetische manipulatie! Maar op welk moment zou je geloven dat hij echt bestaat en leeft.’
‘Als je hem ziet,’ denkt Lars.
‘Als je de enige bent die hem gezien hebt, vertrouw je dan op je eigen ogen?’ wil ik weten.
‘Nou… Als er iemand anders bij is en die ziet het niet, dan niet.’
Vertrouwen in je ogen
Nu barst Patty los: ‘Ik denk dat je niet altijd je ogen kunt vertrouwen. Sommige mensen zijn bijvoorbeeld kleurenblind, dat zijn mensen die andere kleuren zien, maar misschien is dat wel juist de echte kleur en dat wij het allemaal verkeerd zien. Het kan ook best dat Mandy naast mij niet echt een mens is, maar gewoon een robot, die geprogrammeerd is om zich te gedragen als een mens. Dus beeld en geluid is niet altijd alles.’
Na dit pleidooi concludeert Mandy: ‘Dus eigenlijk kun je niets weten.’
‘Ja, net zoals Socrates zei,’ roept Chia uit.
‘Wat vinden jullie van die gedachte?’ wil ik weten.
‘Als je zeker weet dat je niets zeker weet dan weet je zeker dat je niets zeker weet en dan weet je toch iets zeker.’ Dave knalt deze zin er ratelend snel uit. Toch knikt iedereen meteen instemmend.
‘Kun je zeker weten dat je niks zeker weet?’ vraag ik dan.
‘Misschien denk ik dat ik denk door iemand anders en ben ik niet eens echt,’ oppert Dave.
Ik denk dus ik ben
‘Dan kom je op ik denk dus ik ben,’ snoeft Patty, die duidelijk wel eens van Descartes heeft gehoord.
‘Ik weet niet of dat waar is,’ twijfelt Patty. ‘Misschien ben je wel gemaakt om te denken dat je denkt, maar denk je eigenlijk niet en ben je gewoon zo geprogrammeerd.’
‘Als je denkt dat je denkt, dan denk je toch?’ roept David.
Patty zet daar twijfels bij: ‘Maar als je gemaakt bent om het gedrag te vertonen om in je hoofd een schakeling te maken die eigenlijk zo is bedacht dat je die koppeling moet maken, is het dan wel denken als het niet door jou is bedacht, maar door iemand anders? Als het iemand anders is die ervoor zorgt dat ik die schakeling in mijn hoofd heb die denken heet, waardoor ik denk dat ik denk.’
The Matrix
Ik kijk even de kring rond om te zien hoe deze informatie bij iedereen binnen komt. Ik zie geen verwarde gezichten, dus ga ik verder. ‘Hm, dus dan zou jij een soort robot zijn en ik heb jou geprogrammeerd waardoor je denkt dat je denkt maar je denkt eigenlijk niet echt,’ vat ik haar gedachten samen. ‘Interessant. Wie wil hier op reageren?’
‘Het is onmogelijk dat je denkt dat je niet denkt als je denkt,’ denkt Mandy.
David veert op. ‘Wat hij zonet zei, bewijst dat we in The Matrix zitten!’
Daar is Mandy het niet helemaal mee eens. ‘In de Matrix zit je geest wel. Het gaat over een digitale wereld, waar mensen met hun geest zitten, maar fysiek opgesloten zitten.’
Een aantal kinderen kijkt nu niet begrijpend rond waarop David een uitgebreide samenvatting van de film geeft.
Mens of robot
‘Ik weet zeker dat ik leef,’ zegt Patty als hij klaar is. Ze heeft duidelijk niet zo’n zin in sciencefiction verhalen.
‘Kun je dat zeker weten?’ vraag ik.
‘Nee, want je kan ook een robot zijn.’
‘Maar is een robot geen leven dan,’ vraagt Mandy met verontwaardiging in haar stem.
‘Een robot heeft wel een leven, want jij heb ook een leven als je niks kan doen en een robot kan wel wat doen dus een robot heeft een leven,’ redeneert Dave.
Wat is leven?
‘Maar een robot is geprogrammeerd om op een bepaalde manier te acteren dus dan leeft jouw lichaam ook niet want jouw lichaam is ook op een bepaalde manier geprogrammeerd, dat je hart klopt bijvoorbeeld. Dus als een robot niet leeft, dan leeft een mens ook niet,’ aldus Mandy.
‘Ja, maar jij bent door de natuur geprogrammeerd,’ vindt Patty, ‘en een robot niet.’
‘Mensen hebben zuurstof en water nodig, dus dan leven ze wel,’ zegt David.
‘Is eten, water en zuurstof per se een levensbehoefte voor alles wat er bestaat?’ vraagt Mandy dan.
‘Dat hebben we wel als biologische definitie bedacht,’ zeg ik.
‘Het eerste leven was juist allergisch voor zuurstof,’ beweert Chia. ‘Toen kwamen er algen die zuurstof aan gingen maken en toen gingen de dieren zich veranderen zodat ze zuurstof nodig hadden.’
‘Hoe weet je dat?’ vraagt David terecht.
‘Dat staat in mijn wetenschapsboek,’ antwoordt Chia.
‘Hoe weet je dat wat in je wetenschapsboek echt waar is?’ vraagt David door.
Zeker weten
‘Nu komen we weer op het idee dat we niets zeker weten,’ breek ik in bij dit gesprek. ‘Maar als je ervan overtuigd bent dat je niks zeker kunt weten, kun je dan nog wel een normaal leven leiden?’
David haalt zijn schouders op. ‘Wat is normaal?’
‘Ik weet heus wel dingen zeker,’ zegt Chia. ‘Ik weet zeker dat die planten daar leven.’
‘Het kunnen toch ook van die plastic planten zijn,’ zegt David.
‘Hm…’ peinst Mandy. ‘Leeft iets van plastic niet?’
‘Nee,’ vindt David, ‘want plastic heeft geen geest.’
Bestuurd door een geest
‘Wat is een geest?’
‘Het is iets wat in je lichaam zit en dat is een soort programmering die in je lichaam zit, want zonder geest kun je niet leven. Het is het belangrijkste onderdeel van je lichaam. Je cellen ook, want je cellen zorgen ervoor dat je leeft. Als al je cellen doodgaan, dan ga je dood en dan kun je niets meer doen.’
‘Je zegt je geest is het belangrijkste. Waarom vind je de geest dan het belangrijkste?’
‘Omdat met de hulp van de geest kun jij bewegen. De geest bepaalt wat je lichaam gaat doen. De geest stuurt het door naar het brein en het brein zorgt er dan voor dat ik een stap zet of zo. En mijn geest wil dat doen en die stuurt dat aan. Die stuurt een signaaltje door naar mijn brein.’
De geest van een plant
‘Kan jouw lichaam zonder geest?’
‘Je lichaam kan wel zonder geest, alleen dan doet je lichaam niets meer. Maar dan ben je gewoon dood.’
‘Heeft een plant een geest?’
‘Nee, dat denk ik niet. Hij heeft toch geen geest nodig?’
‘Wij hebben hem nodig om te bewegen,’ denkt Mandy.
‘Maar een plant beweegt ook. Hij groeit en draait zich naar het licht,’ werp ik tegen.
‘Ja, dus alles wat leeft heeft een geest nodig!’ is de conclusie van Chia.
‘Dan is de geest iets wat jou aanstuurt en je dingen laat willen en laat doen,’ denkt Mandy.
Terug bij af
‘Ik denk dat een plant geen geest heeft, want hij hoeft geen hart aan te sturen,’ vindt David.
‘Misschien heeft een plant wel een hart, maar ziet het er anders uit dan wij denken,’ werpt Chia tegen.
‘Dat is niet wetenschappelijk bewezen,’ zegt Dave en slaakt dan een diepe zucht. ‘Het stomme hiervan is dus dat je niet zeker weet of een plant een hart heeft.’
We zijn weer terug bij af. Maar nog lang niet moe. Hoewel we niets zeker weten, weet ik nu toch wel zeker dat filosoferen met gelijkgestemden voor sommige hoogbegaafde kinderen een noodzakelijke denkoefening is.
Lees ook
Hebben hoogebegaafde kinderen iets aan filosofie?