De tandenfee, kabouters, Klaas Vaak, kleine kinderen geloven van alles. Ze twijfelen daar gewoon niet aan. Hoe kan dat? Een jongen uit groep 7 van een Groningse school weet het antwoord: “Omdat ze een grotere fantasie hebben. Bij fantaseren kan eigenlijk alles maar je gelooft niet perse dat het waar is. Fantasie is iets wat je denkt en bij geloven ook maar dan weet je het bijna zeker. Je kan nooit iets helemaal zeker weten.”
Hé, hebben we hier een kleine Descartes in de dop? Descartes, de filosoof die onderzocht wat je echt zeker kunt weten. Na eindeloos alles in twijfel trekken kwam hij tot de conclusie: Ik denk, dus ik besta. Hoe goed zouden kinderen in de Cartesiaanse twijfel zijn? En wat zal hun conclusie zijn? Een klein experiment.
Wat weten we zeker?
Dat plakband altijd plakt?
“Ja, want het staat op het doosje.”
“Ik heb het heel vaak uitgeprobeerd.”
“Nou als plakband eerst al ergens op heeft gezeten of er zitten allemaal stofjes aan dan plakt het niet meer.”
Dat sprookjes bestaan?
“Ja, want sprookjes staan in een boek dus dan bestaan sprookjes.”
Weet je zeker dat er op je hand een bacterie woont, of kun je daaraan twijfelen?
“Dat weet ik zeker.”
“Hoe weet je dat?”
“Wetenschap.”
“Heb je dat zelf gezien?”
“Ja, onder de microscoop.”
“Wat zag je dan?”
“Allemaal kleine dingetjes.”
Dat je later je rijbewijs haalt?
“Misschien zijn er later auto’s waarvoor je niet meer hoeft te kunnen rijden.”
“Misschien word je later wel heel arm.”
“Over de toekomst weten we niks. Dus daar hoef je niet eens over te twijfelen.”
Dat dromen uit komen?
“Ik heb heel vaak plaatjes die ik zie en die komen dan ook echt uit.”
“Als ik droom dat ik naar school loop dan komt het toch gewoon uit.”
Dat je bestaat?
“O, ik hoop het.”
“Je kan ook alles dromen.”
“Ik hoop het wel maar je weet het natuurlijk niet zeker, misschien is je hele leven een grote droom.”
“Soms denk ik wel eens dat ik alleen besta en dat de rest alleen in mijn hoofd bestaat.”
“Ik denk soms dat iedereen in zijn hoofd een eigen wereld heeft.”
“Dat is niet zo heel logisch omdat je wel allemaal dezelfde kinderen kent.”
“Ik kan nooit goed geloven dat ik een mens ben. Waarom zou ik een mens zijn en bijvoorbeeld een hond geen mens.”
“Dus daarover kun je twijfelen?”
“Ja!”
“We weten alleen zeker dat je dood gaat. Het heeft geen zin om daarover te twijfelen!”
“Misschien is er wel een hiernamaals.”
“Er moet toch wel iets zijn dat we 100 % zeker weten!”
Het gesprek begint weer opnieuw. De kinderen zijn nog lang niet klaar, maar ik weet in elk geval zeker dat ze bestaan, want ze denken. Denk ik…
Op Wikipedia kun je meer lezen over Descartes twijfelexperiment