Lars, een van de kinderen uit een Harense klas roept de laatste lessen bij alles: hoe zou jij dat vinden? De rest van de klas slaakt dan nog wel eens een diepe zucht. Toch is het misschien een goede vraag. Hij roept dat namelijk alleen als er een uitspraak gedaan wordt waar iets moreels schuurt. De opmerking ‘hou zou jij dat vinden?, zet iedereen dan toch aan het denken. Over hoe we met de planeet Mars moeten omgaan bijvoorbeeld.
Ik vertel dat we een gedachte-experiment gaan doen. In een gedachte-experiment bedenk je een situatie die niet echt bestaat, maar je doet even alsof dat wel zo is. Daarna ga je verder nadenken over wat die situatie voor gevolgen kan hebben. Bijvoorbeeld: stel over een paar jaar is de aarde niet meer bewoonbaar. Sommige mensen denken dat we dan naar Mars kunnen gaan om daar te leven. Maar van wie is Mars eigenlijk? Kunnen wij als mensen zomaar zeggen: ‘Zo, dit is nu van ons’?
‘Nee,’ vindt Joshua, ‘misschien leven daar wel andere dingen.’
‘We hebben een vergunning nodig,’ voegt iemand er wijs aan toe.
Ik verscherp de vraag: ‘maar wat als er helemaal niks, echt niks, leeft. Mogen we dan nog steeds niet zeggen: “Nu is het van ons”?’
‘Nee!’ houdt Joshua vol. ‘Niks is zomaar van ons. Het is al bijzonder dat we een aarde hebben en we hebben de maan al een beetje gedomineerd. En dan gaan we ons ook nog op Mars nestelen!’ Hij schudt er afkeurend zijn hoofd bij.
‘Mwah. Als er niemand is …’ probeert de jongen naast hem.
Raar!
‘Ja, maar alsnog. Misschien is er wel een ander volk ergens die de planeet echt nodig heeft. Als we het hele zonnestelsel uit gaan kammen op zoek naar allemaal planeten, dat is gewoon een beetje raar. We zijn gewoon een volkje op een van de vele planeten. Als je al die planeten gaat inpikken, dat is echt raar.’
‘Ik denk dat Mars redelijk onbewoond is, anders zouden we dat wel gezien hebben met alle camera’s en zo die er geweest zijn.’
‘Dus omdat het onbewoond is, vind jij dat wij daar wel gewoon ons handdoekje uit kunnen spreiden?’
‘Het is van niemand, dus waarom zou je het niet mogen pakken?’
Nu wordt Lars-hoe-zou-jij-dat-vinden wakker. ‘Tss, hoe zou jij dat vinden als er ineens Marsmannetjes op aarde landen en dat zij dan zeggen: “Nou, deze planeet is van ons! Toedeloe!”’
‘Maar dat is anders, want onze planeet is bewoond en Mars is niet bewoond.’
Misschien
De klas heeft ook een aantal fanatieke we-kunnen-niets-zeker-weten-kinderen. Het is de groep die regelmatig ‘misschien-scenario’s’ bedenkt.
‘Dat weten we toch niet! Misschien kunnen wij ze niet zien.’
‘Ja, want wij hebben maar een paar zintuigen en misschien kunnen wij wel helemaal niet zien wat er allemaal is.’
‘Misschien heb je dingen op Mars nodig om een ander zintuig te activeren of zo.’
Sasha vindt een gesprek al snel te lang. Het lijkt erop dat ze een poging tot afronden doet: ‘Pfff. We gaan gewoon naar Mars en we gaan daar wonen en als we een klein mannetje tegenkomen vragen we of we mogen blijven. En zo niet, dan blijven we er gewoon wonen. Klaar!’
Dat is voor Lars niet acceptabel: ‘Ja maar wat zou jij ervan vinden als er opeens Marsmannetjes hier komen?’
Voor Sacha is het simpel. ‘Dan zeg ik dat ze weg moeten en dan gaan ze gewoon weer terug naar hun planeet. Dat doen wij ook toch.’
Ik probeer het nog wat complexer te maken: ‘Dat kan, maar stel dat de wereld besluit dat de mens het recht heeft op Mars en dat de eerste astronauten Amerikaans zijn. Is Mars dan van Amerika?’
‘Nee!’ roept iedereen.
‘Van wie wordt Mars dan?’ wil ik weten.
‘Van de hele aarde. Van iedereen!’
‘Maar dat past toch niet. Het is beter als uit elk land wordt geloot wie erheen mag. En dan gaan er iets van drie mensen van elk land mee,’ bedenkt Rajid.
‘Hoeveel mensen wonen er in Nederland? 17 miljoen toch? Dan moet je dus loten tussen 17 miljoen mensen!’
‘Ja, net als de Postcode Loterij.’
‘Dat kan toch niet!’ roept Lars. ‘Hoe zou jij het vinden als je wordt uitgeloot en je dan maar op de aarde moet achterblijven om te sterven!’
Sacha rolt met haar ogen. Ze snapt dat haar poging om het gesprek af te ronden niet gelukt is en dat het nog wel even kan duren ook! Zo gaat dat soms met hoe-zou-jij-dat-vinden-vragen.
Lees ook