Your Cart

Wolven zijn altijd gemeen! Hoe voorkom je vooroordelen?

Vooroordelen over de wolfVoorkomen dat kinderen vooroordelen hebben, begint bij begrijpen hoe vooroordelen werken. Hier kun je spelenderwijs aan werken door met kinderen te filosoferen. Met een groep zesjarige dacht ik bijvoorbeeld na over vooroordelen met behulp van het boek ‘De wolf die uit het boek viel’.

Cover van De wolf die uit het boek vielEen wolf is vaak de ‘slechterik’ in een boek, maar betekent dat ook dat alle wolven slecht zijn? Voordat ik het boek voorlees laat ik de voorkant van het boek zien en vraag hoe iedereen tegen wolven aankijkt.

Vooroordelen over wolven

‘Die stelen graag kippetjes!’
‘Ze hebben scherpe tanden.’
‘Ze zijn slim.’
‘Wolven zijn gevaarlijk.’
‘Ze eten mensen.’
‘Nee, hoor, ze houden niet van mensen.’
‘Soms, als ze bij elkaar komen dan huilen ze.’
‘Ze houden van de volle maan.’
‘Wolven zijn vaak in het bos.’
‘Ze zijn vaak gemeen.’
‘Hoeft niet perse, hoor, ze kunnen ook lief zijn.’
‘In verhalen zijn ze altijd gemeen!’

En de wolf uit dit boek, zou die gemeen zijn?’ haak ik hierop in om zo met voorlezen te kunnen starten. Alle kinderen denken dat hij gemeen zal zijn want wolven zijn in verhaaltjes meestal gemeen. Is dit nu waar, of is het een vooroordeel?

De wolf was aardig!

Bij het voorlezen blijkt dat het in dit verhaal anders zit. Dit fantasierijke prentenboek begint in Zoë’s rommelige kamer. Daar valt plots een boek op de grond… Zo hard dat de wolf uit het verhaal – zoef – het boek uit vliegt. De grote boze wolf wordt een klein bang wolfje. In welk boek kan hij zich verstoppen? Is hij ergens welkom?

We praten na over het verhaal. De kinderen waren vooral verbaasd over het feit dat de wolf bang was. Ze wisten niet dat wolven bang konden zijn. Ze vonden het ook gemeen dat hij niet in een ander boek mocht schuilen.

Joris zegt dan verbaasd: ‘De wolf was eigenlijk aardig. Maar we dachten van niet.’
Hoe komt dat dan?
‘Omdat veel mensen zeggen dat wolven slecht zijn.’
‘In verhalen zijn ze ook altijd slecht. Ik had nog nooit een verhaal gehoord van een goede wolf.’ Ik leg uit dat dit een vooroordeel heet. Dan praten we verder.

Gebeurt het vaak dat iemand anders is dan je denkt?
‘Ik heb dat vaak bij huizen,’ vertelt Steffy. ‘Als ik voor het eerst met iemand speel dan zag ik dat heel anders voor me.’
‘Ik had ook een keer toen zei iemand dat iets supervies was en toen was het superlekker. Misschien wel omdat ze niet wilde dat ik het ging kopen omdat ze het allemaal zelf wilde hebben.’
‘Ik had een keer dat iemand zei dat mijn nieuwe buurmeisje heel vervelend was maar toen was ze heel aardig.’ Roy vertelt er ook bij dat hij het eerst wel had geloofd.

Giftig

Geloof je dat deze bessen giftig zijn?‘Maar wanneer geloof je iets?’ vraag ik en ik stel voor om dat samen te gaan onderzoeken. Ik doe dat met behulp van foto’s. Ik laat eerst een foto van aalbessen zien. ‘Deze besjes bijvoorbeeld, als ik zeg dat deze giftig zijn, geloven jullie mij dan?’
‘Nee,’ zegt Fenna, want wij hebben deze besjes in onze tuin.’
‘Maar hoe weet je dan zo zeker dat het precies diezelfde besjes zijn?’
‘We eten ze elke zomer!’
‘Ik ook. Ik heb ze al een keer gegeten. Ik kan aan de kleur zien dat ze hetzelfde zijn.’

Vooroordeel over roodharigen

Is dit meisje gemeen?Ik pak een volgende foto. Het is een meisje met rood haar. ‘Als ik nou zeg dat dit een heel kattig meisje is omdat bijna alle meisjes met rood haar kattig zijn, geloof je het dan?
‘Dat is niet aardig om te zeggen,’ vindt Steffy.
‘Misschien is er wel eentje met rood haar wel stom maar dan heus niet allemaal, hoor.’
‘Nee, want Roos heeft rood haar en die is heel aardig.’
‘Ik ken wel iemand met rood haar die vervelend is.’
‘Ja, eentje kan wel.’

Dief

Is dit een dief?De volgende foto is van een oude heer. ‘Ze zeggen dat deze meneer een winkeldief is,’ vertel ik erbij.
‘Dat kan niet, want zijn gezicht is heel oud dus dat zou heel raar zijn.’
‘Hij ziet er heel netjes uit.’
‘Ik kan dat nóóit geloven!’
‘Een dief kun je altijd herkennen.’
‘Nee, hoor, want sommige verkleden zich.’
‘Als je kleding aan hebt met witte en zwarte streepjes dan kun je een dief zijn.’
‘Dan trekken ze dat dus niet aan, hè, want dan kun je ze herkennen!’
‘Ik geloof het wel, want hij heeft zulke brede schouders, dus het kan best dat hij in zijn jas allemaal goud heeft.’
‘Het kan niet, want waarom heeft die foto dan niet zo’n streepje voor zijn ogen?’
‘Maar nu heb ik jou dit verteld over deze meneer,’ zeg ik. ‘En als je hem dan vanmiddag in de supermarkt tegenkomt, ga je hem dan in de gaten houden?’
Dat weten de kinderen niet zo goed. Ze denken dat dat ook gevaarlijk is.

Wanneer geloof je iets dan?

En zo bespreken we nog meer uitspraken, of vooroordelen, over allerlei soorten mensen om tenslotte te vragen: wanneer geloof je iets dan?
‘Niet zo snel,’ zegt Steffie, ‘want, nou, zoals met dat rode haar, als ik nou rood haar had, dat is toch stom dat iedereen dan denkt dat ik irritant ben. Dus ik wil haar eerst leren kennen.’

‘Maar bij de wolf geloofden jullie allemaal wel dat hij slecht was,’ zeg ik om het denkgesprek weer aan het boek te koppelen.
Daar zijn de kinderen even stil van. Puntje bij paaltje kun je blijkbaar toch allemaal zo in een vooroordeel trappen. Maar de kinderen denken allemaal dat ze het voorbeeld van Steffie moeten volgen en de ander altijd eerst zelf moeten leren kennen.

Bestel bij Libris: De wolf die uit het boek viel

Lees ook