Your Cart

Het verwarrende tegenvoorbeeld: ben ik wel een mens?

De selfie makende aap is een mooi tegenvoorbeeld‘Weet jij eigenlijk wel zeker dat jij een mens bent? is de vraag waar we de les mee beginnen. ‘Ik weet echt wel zeker dat ik een mens ben!’ roept Doran meteen. De groep kinderen barst meteen los na deze gekke startvraag. Ik hoef als gespreksleider zelf geen eens meer een vraag te stellen. De ideeën beginnen vanzelf te stromen. Maar bij elk idee is er ook een tegenvoorbeeld.

‘Ja,  want mensen kunnen bijvoorbeeld heel goed tekenen, en apen misschien wel een beetje, alleen maken ze niet echt iets,’ vindt Mony.

Tegenvoorbeeld

‘Maar baby’s kunnen ook niets, maar ze zijn wel mens!’ Een mooi tegenvoorbeeld van Joshua. Het is niet het enige tegenvoorbeeld dat dit gesprek voorbij komt. Bij dit gesprek blijkt het tegenvoorbeeld een krachtige denkmotor. Bij vrijwel elk voorbeeld kon namelijk wel een tegenvoorbeeld genoemd worden. Door de kinderen zelf, maar zelf deed ik natuurlijk ook af en toe een duit in het tegenvoorbeelden-zakje.

‘Ik weet zeker dat ik een mens ben, want mensen kunnen altijd in de ruimte,’ probeert Mony opnieuw.

‘Er zijn ook dieren naar de ruimte gestuurd,’ weet Lisa.

Dat kan ik bevestigen. ‘Ja, er is bijvoorbeeld een keer een hondje naar de ruimte gestuurd. Die heette Laika, maar die is nooit meer teruggevonden.’

Tegenvoorbeeld: De fotograferende aap

Joshua weet een ander kenmerk: ‘Een mens kan een video maken en een dier niet.’

Daar weet ik ook een goed verhaal bij. ‘Nou, er was een paar jaar geleden een aap en die had een camera van een mens gepakt en die heeft daar selfies mee gemaakt. Die man van die camera werd super beroemd met die foto’s. Een stel dierenactivisten vonden dat die aap recht had op al het geld vanwege het auteursrecht. Maar daar ging de rechter niet helemaal in mee.’

Sporten

De kinderen zijn verrast over het verhaal, maar filosoferen ook weer snel verder. Joshua bijvoorbeeld weet een ander kenmerk. ‘Mensen kunnen sporten en dieren niet!’

Daar is niet iedereen het mee eens. Een aantal kinderen brengt als tegenvoorbeeld in dat veel dieren kunnen zwemmen of hardlopen.

Dan heeft Doran een idee: ‘Ik weet iets wat nijlpaarden wel kunnen en een mens niet. In het rond poepen.’

Ray roept lachend: ‘Nou, dat kan een mens ook wel, hoor, als hij dat wil.’

‘Een aap kan met een tennisracket zwaaien en dan kan hij de bal raken. En mensapen zijn ook heel sterk dus zij kunnen hem ook heel ver slaan.’

Djaja heeft een punt dus ik opper: ‘Dus eigenlijk hebben we nog niets bedacht wat een mens kan en een dier niet?

Tegenvoorbeeld: wolkenkrabbers van mieren

De kinderen geven niet op: ‘Een mens kan een huis bouwen.’

‘Maar een vogel bouwt een nest en dat is voor hun een huis. En mieren bouwen wolkenkrabbers,’ brengt Joshua daar tegen in.

‘En een bever bouwt een burcht!’ weet iemand anders.

‘Tja,’ peins ik, ‘wat is precies een huis, he?’

Waarop Mony antwoordt: ‘Eigenlijk hebben mensen van dieren geleerd hoe je een huis moet bouwen. Want wij woonden vroeger gewoon in een grot.’

We hebben alles van dieren geleerd!

‘We stelen alles van dieren. Vliegen en met een onderzeeboot. Dan doen we dieren na,’ bedenkt Djaja.

Het zit Doran niet lekker en hij denkt een goede redenering te hebben. ‘Ik weet eigenlijk wel zeker dat wij een mens zijn, want er is iemand die heeft ons een mens genoemd. Dus dan zijn we dat ook.’

‘Maar dat hebben we toch zelf gedaan?’ merkt Djaja kritisch op.

‘Nou, kleren aantrekken dan!’

‘Dat kan een dier ook!’

‘Maar hij doet het niet zelf.’

‘Wij hebben een eigen taal en dieren hebben ook een eigen taal,’ vervolgt Lisa de opsomming.

‘En een papegaai dan?!’

Ik geef weer even een tussenstand: ‘Eigenlijk hebben we bij elk voorbeeld steeds weer een tegenvoorbeeld. Bij elk bedacht kenmerk is er toch weer een dier die dat ook kan.’

Voorbeelden zonder tegenvoorbeeld

‘Dieren kunnen geen gips leggen!’

‘Zouden er dan geen dieren bestaan die iets doen wat erop lijkt, iets met een stokje of zo?’

‘Nee, dat heb ik nog nooit gezien,’ zegt Lisa.

‘Dus mensen kunnen elkaar beter maken, maar dieren niet!’ concludeert Mony.

Ray weet nog iets: ‘Dieren kunnen niet koken. Sowieso als ze al vuur hebben, dan zijn ze er bang voor. En dan moeten ze ook nog water of zo opzetten, zodat het gaat koken.’

Hier is wel iets tegenin te brengen: ‘Maar kleine kinderen kunnen ook niet koken!’

Je spiegelbeeld

Tegenvoorbeeld: je spiegelbeeldTijd voor een andere vraag: ‘Zijn sommige dieren slimmer dan andere dieren?’

‘Vogels verstoppen hun eten, maar een kraai gaat achter die vogels aan zodat hij weet waar het ligt.’

‘Volgens mij zijn katten slimmer dan honden. Want als honden in de spiegel kijken dan willen ze zichzelf aanvallen.’

‘Is het dan zo dat als je slim bent, dat je dan snapt dat jij zelf je spiegelbeeld bent?’

‘Ja, dus daarom weet ik zeker dat ik een mens ben.’

Joshua twijfelt nog: ‘Maar een baby weet dat ook niet. Dat snap je later pas. En een baby is wel een mens.’

Hoe wordt een aap een mens?

Ik besluit een gedachte-experimentje in de groep te gooien. ‘Stel… er is een aap die wil mens worden, wat geef je hem dan voor tip?’

‘Ze moeten eerst onze taal kunnen spreken, want anders staat hij in de winkel van oe-oe-a-ah.’

Dit keer kom ik zelf met een tegenvoorbeeld:  ‘Ja, maar als ik bijvoorbeeld naar een Afrikaans klein dorpje ga, dan spreek ik ook niet dezelfde taal. Maar toch vinden we elkaar mensen.’

‘Dat komt omdat je die taal wel zou kunnen leren, maar je kunt geen apentaal leren,’ denkt Mony.

‘Een dierenfluisteraar wel,’ meent Lisa.

Daar haak ik op in. ‘Ja, dat is misschien wel zo. Er is bijvoorbeeld een mevrouw die heet Jane Goodall en die heeft meer dan 25 jaar met apen samen geleefd en zij spreekt apentaal.’

Tegenvoorbeeld: Apen hebben ook een baan

Doran bedenkt een nieuwe insteek: ‘Om mens te zijn moet je nieuwe gedachten hebben over wat je kunt doen.’

Een interessante gedachte maar Ray roept alweer iets anders: ‘Dan moet hij als hij oud is een baan krijgen.’

Dat roept weer een tegenvoorbeeld op: ‘Apen hebben toch ook een baan. Apen leven allemaal samen en één is dan de baas en dat is zijn baan.’

‘En eentje is fotograaf!’ roept Ray ad rem.

Ik ben een mens

‘Ik vind eigenlijk dat als die aap kan zeggen “ik wil een mens worden”, dat het dan al een mens is,’ beredeneert Doran.

Ray heeft weer een origineel insteek: ‘Ja, maar als een aap door de straat rent en hij roept: “ik ben een mens, ik ben een mens”, dan denkt niet iedereen “oké dat is een mens”.’

‘Hij moet wel kleren aantrekken, want als je een mens zou zijn, dan zou je niet naakt over straat rennen.’

‘Waarom zou je als je mens bent naakt over straat rennen en roepen ik ben een mens?’ vraagt Djaja zich ineens verbaasd af.

De groep ziet blijkbaar ineens het absurde beeld voor zich en schiet in de lach.

‘Ja, en het gekke is,’ voegt Lisa daar aan toe, ‘dat als ík zo over straat ga rennen dan word ik gearresteerd maar als een aap dat doet, dan wordt hij niet gearresteerd.’

Het onderwerp prikkelt duidelijk de fantasie. Doran fantaseert verder: ‘Of stel je voor dat een aap zo naar het openbaar vervoer loopt, pompiedom, en ineens in een mens verandert, dan loopt hij daar ineens naakt.’

‘Ja, dat is wel een mooie scene voor een film!’ zeg ik.

Dit vinden de kinderen nog hilarischer. Als we uitgelachen zijn, praten we verder.

Kan een mens een dier worden?

‘Is het dan echt onmogelijk voor een aap om mens te worden?’ vraag ik dan.

De kinderen denken van wel.

Ik probeer het om te draaien. ‘Wanneer vind je een mens een dier?’

‘Als je alles doet zoals een dier. Zoals niet douchen, buiten slapen, niet naar de wc gaan.’

Ik weet meteen een tegenvoorbeeld, dus ik trek een moeilijk gezicht en zeg: ‘Maar het eerste wat nu in me opkomt is een zwerver. Zou je die dan een dier noemen?’

‘Nee!’ roept iedereen.

‘Een zwerver is een mens. Hij kan praten, hij heeft kleren aan,’ legt Joshua uit.

‘Wanneer waren we eigenlijk nog dieren?’

‘In de tijd van de Neanderthalers. Toen woonden we nog in grotten.’

Na-apen

‘Wat maakten ons toen een soort dier?’

‘Dat we in een grot woonden.’

Ray is het er niet mee eens. ‘Dat maakt ons nog geen dieren. Ze woonden waarschijnlijk in een grot omdat ze geen onderdak hebben.’

‘En een vogel woont ook niet in een grot, maar hij is wel een dier.’

‘We hadden nog geen wc,’ probeert Doran.

‘Maar we maakten wel al vuur. En speren.’

‘Maar bliksem heeft het vuur gemaakt!’ roept Djaja.

‘Hm,’ peins ik. ‘Maar dan is dit alweer iets wat de mens van de natuur heeft afgekeken.’

‘Ja, mensen zijn gewoon heel goed in afkijken!’ vindt Djaja.

‘En na-apen!’ grapt Ray.

Het bewijs

Daar heeft Ray gelijk in en dat zou betekenen dat we toch allemaal een mens zijn. Ik heb ze namelijk de afgelopen weken voorgedaan dat je vaak een tegenvoorbeeld bij een uitspraak kunt bedenken en dat je daardoor weer verder moet denken. Deze les waren de kinderen zelf kampioen tegenvoorbeelden bedenken doordat ze mij zij gaan na-apen. Het tegenvoorbeeld is een handige vraagtechniek en simpel: als iemand een voorbeeld geeft als antwoord, dan breng je een tegenvoorbeeld om iedereen verder te laten denken.

 

Filosofie wordt kinderspel met deze materialen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

De waardering van www.filosovaardig.nl/webshop-kinderfilosofie/ bij WebwinkelKeur Reviews is 9.5/10 gebaseerd op 523 reviews.