Wie is de baas van taal? Ik hoef de vraag uit de Praatprikkels alleen maar te stellen en de kinderen duiken erop als meeuwen op een stuk brood: ‘De hersenen want die gebruiken alle woorden wel of niet,’ antwoordt Sander meteen. Hannah is het daar niet mee eens: ‘‘Nou, soms heb ik wel een woord, maar dan weet ik niet meer wat het betekent. En soms dan denk ik hoe heet dat woord ook al weer en dan ben ik dat woord helemaal vergeten! Dus dan zijn mijn hersenen helemaal niet de baas.’ Een verslag van een les filosoferen over taal.
Na deze vliegende start loopt het gesprek vanzelf door.
‘Eigenlijk is niemand de baas over taal want je mag zelf weten wat je zegt. Zoals bijvoorbeeld een jongetje bij mij in de klas die scheldt heel veel. Dus die heeft heel grove taal. Maar sommige hebben ook weer heel lieve taal.’
‘Dan is iedereen de baas van taal want iedereen heeft zijn eigen taal. Zoals mijn zusje heeft altijd heel rare schattige taal.’
Hou op!
‘Ik heb soms niet genoeg taal. Dan wil ik ‘hou op’ of zo zeggen maar dan weet ik niet wat ik wil zeggen en dan ga ik ineens schelden. Dat is als ik echt heel erg kwaad ben. Dan kan ik geen gewone woorden vinden.’
‘Als ik verdrietig ben, dan ben ik echt heel geïrriteerd door iemand en dan kan ik dat niet uitleggen. Dan heb ik niet de goede taal.’
‘Je kan toch zeggen: weten jullie wel hoe dit voelt, dit voelt niet fijn?’
‘Ja, oké, maar dat nemen pestkoppen niet echt serieus aan.’
‘Het is ook wel als je heel boos bent, dan zeg je jojojojojojo en dan ga je tenminste niet schelden.’
Q Mag je zomaar nieuwe woorden verzinnen?
‘Natuurlijk mag dat, wat is daar nou verkeerd aan?’
‘Er zijn ook woorden die je alleen in je gezin gebruikt. Wij zeggen altijd ‘tuddilak’ tegen de prullenbak omdat mijn broertje dat zo noemde toen hij twee was.’
Q Gebruik je wel eens woorden anders dan hun echte betekenis?
‘Ik heb nog nooit een woordenboek helemaal uitgelezen dus ik weet het niet.’
‘Maar als baby leer je elke dag een nieuw woord maar je gebruikt geen woordenboek.’
‘Je hoort overal nieuwe woorden. En dan leer je gewoon. Daar heb je geen woordenboek bij nodig.’
‘Soms worden woorden ook uit de taal gezet. Dat zijn dan ouderwetse woorden die we niet meer hebben. Zoals rolschaatsen. Op een dag staat dat niet meer in het woordenboek omdat rolschaatsen gewoon niet meer bestaan.’
‘Zullen we het eens opzoeken?’ stelt Hannah voor. Dat doen we. Rolschaats staat er nog in. Als we dan toch het woordenboek in de hand hebben, gaan we maar het woordenboekspel doen. Daarna praten we verder over taal. Of je alle woorden die er zijn kunt kennen. Of alle woorden te vertalen zijn. Of de woorden die je kent beïnvloedt hoe je de wereld ziet. Of je elkaar wel echt kunt begrijpen omdat iedereen toch net weer een ander beeld bij elk woord heeft. Met filosoferen over taal ben je niet zomaar klaar!
Cadeautje om zelf te gaan filosoferen over taal
Gratis lesbrief: we gaan smurfen!
Comments are closed.