Your Cart

Als de dood om te praten over de dood

Kun je met kinderen over de dood praten?Gastblogger Ingrid Bouma schrok toen ze hoorde dat de kinderen in haar klas over de dood wilden praten. Haar gedachten struikelden paniekerig over elkaar heen: Met kinderen praten over de dood? Hoe doe ik dat? Kan ik dat wel? Lees hier het verslag van haar les.

Het leek een normale les te worden tot ik het onderwerp hoorde waar de kinderen over wilde praten.

Saar rolde een enorme bol van gevingerhaakte draad naar me toe. ‘Juf, we doen mee aan een wereldrecord vingerhaken!’ Trots kijkt ze me aan.

‘We hebben al meer dan honderd meter gehaakt!’ ‘We willen er niet mee stoppen, hoor!’ roepen een paar kinderen. ‘We moeten nog meer dan honderd meter!’

Denken en doen

‘Ik snap dat jullie graag door willen gaan, maar haken en filosoferen dat zijn toch echt twee verschillende dingen,’ reageer ik. Het blijft even stil.

Boudewijn kijkt me doordringend aan en zegt: ‘Bij haken hoeven we niet te denken en bij filosoferen hoeven we onze handen niet te gebruiken, dus wat is het probleem?’ De andere kinderen zijn het hier helemaal mee eens.

Ik wacht even tot het weer rustig is. Daarna vraag ik: ‘Waar zullen we het dan over hebben?’

‘De dood,’ zegt Achmed.

Ik schrik.

Het is ineens stil in de klas.

Help! Praten over de dood met kinderen

Mijn hoofd werkt op volle toeren. De dood. Wat een naar onderwerp en zeker hier, in deze groep. Liese haar vader is immers verongelukt. Dat is nog maar een jaar geleden. Misschien twee. Schichtig kijk ik naar Liese. Die staart recht voor zich uit. Met kinderen praten over de dood? Hoe doe ik dat? Kan ik dat wel? Ik heb niets voorbereid. Jakkes. Ondertussen vinden steeds meer kinderen dat het een prima onderwerp is. Ik kijk nog eens naar Liese en zie dat zij ook instemmend knikt. Kan ik me hier nog uitredden? Ik voel me overvallen. Hoe verder? De leerlingen hebben ondertussen met elkaar besloten dat ze over de dood gaan praten.

Wat is dat eigenlijk, dood?

Ik voel me kwetsbaar en haal diep adem. ‘Wat is dat eigenlijk, dood?’ vraag ik.

‘Dat weet niemand,’ zegt Pieter. ’Je bent er niet meer, dood is dood.’

‘Ho, ho, ho, je verdwijnt niet. Je hebt een lichaam en dat is niet ineens weg,’ zegt Marie.

‘Dat bedoel ik niet,’ zegt Pieter. ‘Als je dood bent, dan ben je er zelf niet meer! Je lichaam is er misschien nog wel, maar jij dus niet.’

‘Ik snap wat je bedoelt,’ reageert Vayen. ‘Het is een geheim. Iemand die dood is, doet niet meer mee. Je weet niet wat er met je gaat gebeuren als je dood bent.’

‘Misschien kun je nog wel wat horen maar je kunt niet meer praten,’ zegt Anne.

Marloes vindt het ingewikkeld omdat iemand die dood is, zelf niet kan vertellen hoe het is als je dood bent. ‘Hoe kun je het dan weten?’ Na een kleine stilte besluit ze met: ‘Je kunt het nooit weten.’

Simon zegt: ‘We weten wel dat dode mensen eigenlijk allemaal hetzelfde zijn. Ze ademen niet meer. Ze lachen niet, ze huilen niet en ze praten niet. Je ziet er nog wel als mens uit, maar je bent het niet meer echt. Je bent alleen de buitenkant of botjes.’

Geesten

Iedereen heeft met de dood te maken, ook kinderen.Fred begint te vertellen over zijn tante: ‘Zij kan met doden praten en ze praten ook met haar. Dan besta je dus nog. Dan ben je nog wie je was, maar dan zonder lijf.’

Ilja is het daar niet mee eens. ‘Dan zijn het geesten. Geesten die bestaan niet echt. Die bestaan alleen in films en boeken.’

‘Mijn vader gelooft ook niet dat mijn tante met doden kan praten, maar mijn moeder gelooft het wel. Ik vind haar een beetje eng en ik weet het niet,’ zegt Fred.

Er wordt doorgepraat over wat je kunt weten en hoe je dat kunt weten. Uiteindelijk vinden de meeste kinderen dat je nooit echt kunt weten of tante met dode mensen kan praten.

Milou vraagt nog even met wie tante dan praat?

‘Ze praat met mijn oma en opa,’ zegt Fred.

De dood is voor altijd

Liese kijkt nu op en zegt dat zij ook met haar vader praat. ‘Pieter heeft gelijk. Hij is er niet meer sinds hij dood is. Alles is anders. Ik praat nog wel met hem.’

‘Hoe gaat dat dan?’ vraagt Milou.

‘Ik praat stil in mijn hoofd en het voelt dan soms of hij luistert maar hij praat niet terug.’ Het is muisstil in de klas. Liese gaat verder: ‘Ik heb thuis een speciale doos met spullen van ons er in. Dan voelt hij dichterbij. Zo kan ik hem nooit vergeten. Dat vind ik fijn,’ zegt Liese.

Jannie vertelt dat zij gelooft dat Liese haar vader naar de hemel is gegaan, want Liese en haar moeder zijn bij dezelfde kerk als Jannie.

Liese weet het niet. ‘Het ergste is dat hij nooit meer terugkomt.’ De andere kinderen kijken somber. Over Liese haar wang loopt een traan. Brechtje en Jannie slaan hun armen om haar heen. Zij krijgt een glaasje water.

Als je vader of moeder doodgaat is dan is dat het ergste wat kan gebeuren,’ vindt Marjan, ‘want iemand die dood is, komt nooit meer terug. Die blijft altijd dood. Dat is het allerergste.’

Simon zegt: ‘Dus iemand die dood is ademt, praat en lacht niet meer. Een dode komt nooit terug. Wat dood zijn is, kun je nooit weten behalve als je dood bent.’

Praten over de dood

De dood hoort bij het leven.Bij dit onderwerp schrok ik erg. Ik wist niet wat ik moest zeggen of doen. Het hielp dat ik een vraag naar de betekenis van het woord kon stellen: ‘Wat is dat eigenlijk, dood?’ Dat was een goed begin omdat ik daarna alleen nog maar af en toe een doorvraag hoefde te stellen zoals: ‘Hoe kun je dat weten?’

Ik gebruik hiervoor altijd de doorvraagkaartjes van Filosovaardig (deze kun je downloaden op de ledenpagina). Die vind ik heel handig om tijdens een filosofisch gesprek met kinderen te gebruiken.

Wat leerde ik?

Ik vond praten over de dood met kinderen spannend. De dood hoort meer bij ouderen vond ik. Dat was een vooroordeel. Iedereen heeft met de dood te maken.

In dit gesprek kozen de leerlingen zelf voor dit onderwerp. Dat gaf mij de moed om het met kinderen over een moeilijk onderwerp zoals de dood te hebben. Ik leerde dat kinderen dit kunnen. Ik hoop dat de kinderen op deze manier leren om over lastige onderwerpen zoals ziekte en dood te praten. Zelf vind ik dat nog moeilijk.

Tekenen

Na het gesprek hebben de kinderen een hart getekend. In het hart tekenden zij mensen en dieren die een plekje in hun hart hebben. Kinderen tekenden familie, vrienden en ook huisdieren kregen vaak een plekje. Tijdens het tekenen en kleuren konden de kinderen nog even napraten in kleine groepjes. Er hing een fijne sfeer.

Leren van anderen

Later heb ik nog wat informatie over de dood gezocht. In het boek: ‘Een goudvis in de zee’ geschreven door Fabien van der Ham en geïllustreerd door Natalie Kuypers uit 2021 vond ik informatie. Op bladzijde 38 en 39 staan vier filosofen beschreven die nagedacht hebben over de dood. Epicurus (341-270 v. Chr.) zei dat je niet bang hoeft te zijn voor de dood want: ‘Wanneer wij er zijn is de dood er niet, en wanneer de dood er is, zijn wij er niet meer.’ In het boek staat ook een voorleesverhaal dat je kunt gebruiken om na het voorlezen met kinderen in gesprek te gaan over de dood.

Filosofie wordt kinderspel met deze materialen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

[bws_related_posts]
De waardering van www.filosovaardig.nl/webshop-kinderfilosofie/ bij WebwinkelKeur Reviews is 9.5/10 gebaseerd op 521 reviews.