Your Cart

Het begin van een gesprek: hoe introduceer je filosoferen?

Begin van een gesprek; hoe ziet dat eruit?Wat zeg je eigenlijk ter introductie aan het begin van een gesprek? “Alles is goed, er zijn geen foute antwoorden.” “Vandaag gaan we samen nadenken.” “Iedereen mag zijn mening geven.” Als je met kinderen start met filosoferen kun je natuurlijk op allerlei manieren een introductie geven. Maar wat is nou de duidelijkste of handigste manier? Het komt er vooral op neer dat je er niet te veel woorden aan vuil moet maken.

Ouder & Kind

Ten eerste maakt het natuurlijk uit of je als ouder of als leerkracht met kinderen gaat filosoferen. Ik denk dat het voor ouders niet echt nodig is om filosoferen speciaal te introduceren. Je begint gewoon een gesprek en in plaats van dat je zelf antwoorden geeft, laat je het kind denken. Dit geldt trouwens ook voor de kinderopvang, waar de sfeer vaak eerder huiselijk dan schools is.

Spontaan begin van een gesprek

In een thuissituatie (en de kinderopvang dus) is het juist zo mooi dat er ruimte en vrijheid is om een filosofisch gesprek spontaan te laten ontstaan. Samen klusjes doen, nodigt uit tot praten. Wat dat betreft is de uitvinding van de afwasmachine een gemis voor het gezin, samen aan het werk met borstel, sop en theedoek heeft veel mooie gesprekken opgeleverd. Gelukkig zijn er genoeg andere activiteiten zoals wandelen en fietsen waarbij vrijuit gepraat kan worden. Je hoeft dit ook helemaal niet te benoemen als filosoferen.

Het hoeft thuis ook niet op een vast moment of een bepaalde duur te hebben. Je kunt gewoon regelmatig eens het moment pakken om net op een andere manier vragen aan het kind te stellen of op de vragen van je kind in te gaan. Daarbij is het vooral de kunst het filosofische in de vragen van kinderen te herkennen, zodat je daar op in kunt haken. Maar je kunt een filosofisch gesprek ook uitlokken. Inspiratie hiervoor vind je in de rubriek Ouder & Kind.

Lesdoelen van school

Het begin van een gesprek kan bijvoorbeeld grappig zijn.

In een schoolsituatie heeft het filosofische gesprek vaak een andere status. Al is het alleen maar omdat het onderdeel is van een lesdag en kinderen nu eenmaal gewend zijn dat je dan iets doet met een reden. Je gaat niet zomaar wat in een kring zitten kletsen.  Kinderen willen in een schoolsituatie dan ook meestal weten wat je aan het doen bent en waarom. Kortom een introductie aan het begin van een gesprek is meestal wel handig. Zeker als je eerder nooit op die manier met kinderen in gesprek ging.

Zelf ervaren

Toch besteed ik aan het begin van een gesprek nooit superveel tijd aan een introductie, want wat filosoferen is, kun je het beste zelf ervaren. Vaak vergelijk ik filosoferen met een voetbaltraining. Dan vertel ik bijvoorbeeld: ‘Als je beter wil leren voetballen, dan ga je trainen. En als je beter wil leren denken, dan ga je filosoferen. Filosoferen betekent dat je samen heel goed gaat nadenken over vragen waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. Zo ontdek je wat je eigen antwoorden zijn, maar ook hoe anderen denken.’

Veel meer woorden besteed ik er vaak niet aan. Al probeer ik kinderen ook altijd gerust te stellen.

Filosoferen is een niet alledaags woord en veel kinderen kennen het woord niet eens waardoor ze misschien de indruk krijgen dat filosoferen heel moeilijk is. Daarom stel ik de kinderen gerust met de mededeling dat er geen foute antwoorden zijn. Maar pas wel op met deze opmerking, want er is wel een mits en die moet zeker genoemd worden.

Omdat je over filosofische vragen nadenkt, is het weliswaar zo dat er niet één goed antwoord is, zoals bij een kennisvraag. Maar dat betekent niet dat je er maar alles uit mag flappen. Elk antwoord kan goed zijn, maar alleen als je redenering goed is. Daarom moet je altijd uitleggen waarom je iets vindt.

Alle smurfen zijn crimineel

Als ik bijvoorbeeld over een inbraak bij mij in de straat zeg dat die smurf het wel gedaan zal hebben omdat alle smurfen stelen dan is dat bijvoorbeeld geen goede redenering want ten eerste is het gebaseerd op een vooroordeel (alle smurfen stelen) en ook nog eens een foutieve aanname (smurfen bestaan helemaal niet).

Dat is meteen het voordeel van filosoferen: kinderen leren kritisch denken doordat ze hun uitspraken moeten onderbouwen. Dan ontdek je het snel genoeg als je uitspraak eigenlijk op een vooroordeel of een foute aanname was gebaseerd. En zo zijn er natuurlijk wel meer drogredenen.

Dus vertel ik kinderen altijd aan het begin van een gesprek: ‘er zijn geen foute antwoorden, je mag alles zeggen, maar je moet wel uitleggen waarom je dat vindt. Dat is de allerbelangrijkste regel bij deze gesprekken.’ Ik benadruk ook dat het om vragen gaat waarop niet één juist antwoord te geven is. Dat betekent dat ik het antwoord ook niet weet en dat ik daarom juist nieuwsgierig ben naar wat zij denken.

Daarna zeg ik dat we het beste maar gewoon met het gesprek kunnen beginnen en dan merk je vanzelf wat filosoferen nou eigenlijk precies is.

Nu is het voor mij als gastdocent natuurlijk anders. Ik ben nieuw en als ik zeg dat ik niets weet, geloven kinderen dat – hoe zuur ook – altijd meteen. Maar van een leerkracht zijn kinderen juist gewend dat hij of zij de antwoorden geeft. Je moet de kinderen daarom expliciet duidelijk maken dat dit nu niet het geval is. Nu ben jij eens niet degene die de antwoorden heeft of geeft, je stelt juist de vragen. En dan zijn het dit keer bovendien geen vragen om te testen of het kind de stof begrepen heeft. Nee, het zijn denkvragen en onderzoeksvragen waar de volwassenen zelf ook geen antwoord op heeft. En dat is een heel belangrijk verschil. Je hebt een heel andere rol dan normaal.

Visualiseer deze andere rol

Om duidelijk te maken dat je bij het filosoferen geen leerkracht bent en op dat moment ‘niets’ weet kun je bij het filosofisch gesprek iets speciaals doen. Een speciale denkhoed opzetten, een vragenmantel omslaan, een kaars aansteken, een groot vraagteken in het midden van de kring leggen. Iets symbolisch en herkenbaars wat aan het begin van elk filosofisch gesprek terugkomt.

Ludieke start

De eerste les zorg ik meestal voor een start die verrast. Iets waardoor kinderen echt even anders gaan kijken. Maar ook iets wat kinderen leuk en grappig vinden zodat ze een positieve eerste ervaring hebben voor deze nieuwe activiteit.

De pratende bloemkool

Introduceer een bloemkool aan het begin van een gesprekEen klassieker uit de geschiedenis van kinderfilosofie is een start met een bloemkool. Je legt een bloemkool in de kring en zegt: stel dat deze bloemkool kon praten, wat zou je hem dan willen vragen? In het begin zijn de kinderen dan wat lacherige en beschroomd maar vaak komen ze snel op gang. Ze stellen vragen als: Doet het pijn als je in de pan gehakt wordt? Waarom heet jij eigenlijk bloemkool? Ben je vrienden met broccoli? Vind je jezelf mooi? Leef jij nog? Heb je broertjes of zusjes?

Het leuke van deze oefening is dat je daarmee gelijk een paar basisprincipes van filosoferen demonstreert. Namelijk vragen durven stellen, je durven te verwonderen, het vanzelfsprekende in vraag durven te stellen (een bloemkool kan niet praten) en durven twijfelen.

Het werkt goed dit na deze oefening ook te benoemen. Vervolgens kun je uitleggen dat er allerlei soorten vragen zijn. Persoonlijke vragen als ‘hoe gaat het met je?’ kan alleen de bloemkool zelf beantwoorden. Kennisvragen zoals ‘Welke voedingstoffen zitten er in jou?’ zou je bij een bioloog neer kunnen leggen. Maar op filosofische vragen heeft niemand een precies antwoord en daarom kun je er leuk samen over nadenken. Zoals de vragen ‘Doet het pijn als je in de pan gehakt wordt?’ of ‘Bloemkool, leef jij?’. Eén zo’n vraag kun je dan vervolgens gebruiken om het eerste filosofische gesprek te voeren.

Zo zijn er diverse gespreksideeën met een originele start. Je kunt hiervoor voldoende inspiratie vinden op dit blog. Bijvoorbeeld in de rubriek Denkprikkels of op de Ledenpagina.

Het inzicht

Kinderen hebben vaak vrij snel door wat filosoferen is. Bij een eerste of tweede les roept er meestal wel iemand verbaasd ‘hé, dit is dus filosoferen’. Meestal op een moment dat de groep met haar gedachten in de knoop komt maar het nadenken wel heel leuk, spannend of grappig is.

Zoals tijdens een gesprek waarbij de kinderen nadachten of een stel kralen die gemaakt waren van botten nog wel botten zijn.

Marijn: ‘De ketting is gemaakt van echte botten.’
Boudewijn: ‘Nee, het zijn kralen van botten.’
Hanna: ‘Het is in de vorm van kralen gemaakt, maar dan zijn het nog steeds echte botten.’
Margriet: ‘Nou, maar de botten zitten niet meer in het dier of het mens, die zitten nu in een ketting.’

Dit ging heel uitgebreid door en op een gegeven moment concludeerde Meinte enthousiast: ‘hé nu zijn we echt aan het filosoferen.’ (Hier kun je dit gesprek verder lezen)

Een ander voorbeeld: vorige week dacht ik met kinderen na over wat denken is. Het was de tweede les voor deze groep. De kinderen bedachten dat je zonder taal niet kunt denken. Een van de kinderen bedacht toen dat je ook in plaatjes kunt denken.

‘Je kunt toch gewoon een gedachte hebben. Je kan een soort van beeld in je hoofd hebben.’

Waarop een ander kind zei: ‘Maar als een baby net geboren is, dan heeft hij eigenlijk nog bijna niks gezien. Dus dan is het ook een beetje moeilijk om een plaatje van iets te hebben. En als je denkt, dan denk je meestal wel aan een woord. En een baby die net geboren is, die kent nog geen woorden. Dus waar moet je dan aan denken?’

Toen roep Duncan ineens enthousiast: ‘o, dit is zeker filosoferen. Ik dacht dat ik wel wist wat denken is, maar nu weet ik  niet meer wat ik denk en zijn we er echt over aan het nadenken.’

Het begin van een gesprek kun je dus simpel houden

Precies daarom is een uitgebreide introductie aan het begin van een gesprek niet nodig. Filosoferen is iets wat je vooral moet ervaren. Met andere woorden: je moet het gewoon gaan doen. Stap over de schroom van de eerste keer. Trek je niets aan van eventuele vooroordelen van kinderen, ouders, collega’s of je eigen vooroordeel, want je weet pas hoe leuk het is als je een ontdekking zoals van Meinte of Duncan meemaakt.