Your Cart

Je moet kiezen: betrokkenheid of orde in de klas?

Orde in de klas is fijn, maar soms ook saai.Als je moet kiezen tussen betrokkenheid of orde in de klas, wat zou je dan kiezen? Bij een rekenles of geschiedenisles, oftewel een instructieles zou ik kiezen voor orde. Gaat het om een filosofieles dan toch echt voor betrokkenheid. Zelfs als dat met enige chaos gepaard gaat. Simpelweg omdat betrokkenheid bij een gesprek zelden ontstaat in een ordelijke situatie.

Denk maar eens aan jezelf als je met vrienden een gesprek hebt over iets wat jullie bezig houdt. Hoe keurig praten jullie dan om de beurt? Hoe zacht klinkt jouw stem dan de hele tijd? Laat je steeds iedereen uitpraten? Waarschijnlijk niet, want dat is gewoon heel erg lastig. Gelukkig maar want strak georganiseerde gesprekken zijn vaak een stuk minder leuk. In de praktijk merk ik zelfs dat filosofielessen die in strikte orde verliepen vaak inhoudelijk heel saai waren.

Ik laat met voorbeeldgesprekken over de dood, onze ziel en de vraag of we wel echt bestaan zien wat ik bedoel.

Orde in de klas is als een keurig bolletje wol

Ik was een keer te gast in een groep 3 in Friesland. De kinderen waren heel goed getraind in stil zitten en alleen wat zeggen als je een beurt hebt. Er was sprake van ultieme orde in de klas. Handig! Op zich… Maar het grote nadeel was dat ik vervolgens slechts sociaal wenselijke antwoorden kreeg en geen enkel autonoom of oorspronkelijk idee hoorde. Het thema van het gesprek was ‘wat is echt’ en na afloop vroeg ik me af: was dit wel een echt gesprek? Ik zou het gesprek willen vergelijken met een keurig, strak opgerold bolletje wol.

Kluwen wol

Het andere uiterste, kluwen wol door elkaar heen, oftewel een kring met lawaaiige chaos, is natuurlijk ook niet ideaal. Een groep op een Groningse school – waar ik vaker kom en waar de lessen over het algemeen goed verlopen – was vlak voor Sinterklaas heel erg druk. Dus later in de auto terug naar huis dacht ik in eerste instantie: ‘wat een mislukte les’. Maar toen dacht ik ook even terug aan een moment in die les waarop de kinderen ineens heel geboeid met elkaar nadachten over een filosofische kwestie waar ze zelf opgekomen waren. Het ging zo:

Bestaan we wel?

‘Misschien denken we wel dat we bestaan maar bestaan we helemaal niet.’
‘Ja, dat we een droom zijn.’
‘Als we een droom zijn, dan hadden we geen pijn.’
‘Als wij niet bestaan dan kun je toch ook niet denken?’
‘Jawel, maar dan weet je alleen zeker dat jij bestaat want je weet alleen dat jij denkt.’
‘Iedereen kan denken toch?’
‘Maar als je niet bestaat dan kun je niet denken.’
‘Maar ik denk nu toch.’
‘Ja, maar dat weten wij niet.’
‘Ja hoor! Dus dan is er zo’n grote aarde, en dan is er dus eigenlijk maar één zo’n mens op die grote aarde?’

Alles is verzonnen

‘Misschien is die grote aarde ook wel verzonnen. Misschien is je lichaam ook wel verzonnen.’
‘Ja, je bent een denkende, zwevende molecuul!’
‘Maar als ik rondzweef waarom voel ik dan nu de grond?’
‘Ik denk niet dat iemand ons verzint, want dan moet hij wel de hele tijd bij je zijn anders kan hij jou niet verzinnen en hij kan niet de hele tijd bij alle mensen zijn.’
‘Dan zou het een superbrein moeten zijn om zoveel hoofden te bedenken.’
‘Als er één iemand is die alles bedenkt dan moet hij dat één voor één bedenken want als hij nu aan het bedenken is wat Sara aan het bedenken is dan kan hij niet denken aan wat ik aan het bedenken ben. Terwijl het wel tegelijk gebeurt.’
‘Als ik alles heb bedacht wat ik zie, nou dat is best wel heel veel. En ik weet niet of iemand alles, dit állemaal kan bedenken. Want dat is dus wel heel veel!’
‘Misschien bedenkt niet iemand maar iets ons.’
‘Maar als bijvoorbeeld die kast ons bedenkt hoe kunnen wij dan dit zien?’
‘Nou, dat bedenkt hij dan toch.’

Wauw! De kinderen waren helemaal spontaan in het solipsisme gedoken. Ik zat alleen maar vol bewondering te luisteren. Ze waren, weliswaar kort, maar toch heel even echt aan het filosoferen. Kortom, de les was toch minder mislukt dan ik hem in eerste instantie labelde. En ik vond dit moment voor een filosofieles meer waardevol dan een uur lang orde in de klas.

Orde in de klas = geslaagde les!

Ik merk vaak dat leerkrachten hun lessen beoordelen op de orde in de klas. Maar soms weegt wat mij betreft de betrokkenheid zwaarder, zoals in filosofische gesprekken. Daarom beoordeel ik mijn lessen daarop. Regelmatig werk ik op een school met een leerkracht die van zichzelf weet dat hij het lastig vindt om de ordeteugels te laten vieren en de kinderen denkvrijheid te geven. Na afloop van een les laat hij zich dan ook wel eens negatief uit over het filosofische gesprek omdat de kinderen elkaar bijvoorbeeld niet uit lieten praten of aan het wiebelen en friemelen waren.

Eén zo’n les had ik opgenomen en luisterde ik thuis terug. Ik hoorde alleen de stemmen van de kinderen en werd met de audio-opname niet afgeleid door gewiebel en gefriemel. Wat ik toen hoorde was bijna magisch want wat waren de kinderen betrokken! Alle kinderen bleven bij het onderwerp, ze gingen op elkaar in, ze zetten elkaar aan het denken. Maar ja, de kinderen hadden niet braaf stil gezeten, niet steeds braaf hun vinger opgestoken en soms door elkaar heen geroepen. Er was dus geen strikte orde in de klas. Maar was dit dan een slechte les of juist een mooie? Lees maar eens een stukje mee met het gesprek waarin we nadachten over de dood en je ziel:

‘Wat is dood?’

‘Dat je niet leeft.’

Q Wat kun je er nog meer over vertellen?
‘Dat is dat je heel lang geleefd hebt en dat je lichaam op een gegeven uit gaat en dan kun je niks meer doen en dan ga je in een kist en dan gaat je lichaam langzaam verdwijnen.’

Q Je hebt het over je lichaam, is er ook nog iets anders, zoals alles wat in je hoofd zit, al je gedachtes en ideeën?
‘Die gaan weg.’
‘Ik denk dat sommige wel blijven maar sommige gaan toch wel weg. Je ziel gaat ook wel weg.’

Q En wat blijft dan bijvoorbeeld?
‘Je dochter of zoon.’
‘We weten het niet echt want er is nooit een mens geweest, behalve Jezus, die uit de dood is opgestaan.’

Q Ja, en daarom kun je er goed over filosoferen, omdat we niet weten hoe het zit. We kunnen niet bewijzen hoe het zit. We kunnen alleen maar bedenken hoe het kan zitten.  Bijvoorbeeld toen mijn oma overleed toen dacht ik: wat jammer nu zijn ook al haar verhalen en wijsheid weg. Wat denken jullie, is dat ook zo?
‘Misschien wel maar misschien als je dood bent en je bent in het heelal dan kunnen ze het daar misschien nog vertellen.’

Q Hoe dan?
‘Ja, je ziel gaat toch op reis.’

Wat is een ziel?

‘Dat weet ik niet.’

Q Tja, dat weet niemand eigenlijk hè, maar we gebruiken het woord wel.
‘Het is de geest van een dood iemand.’
‘Het bestaan van iemand.’
‘Iedereen heeft een ziel maar niemand weet hoe een ziel eruit ziet. Maar bijvoorbeeld Leroy heeft een ziel in zijn lichaam maar die kun je niet zien. Een ziel kan ook door alles heen maar wij kunnen niet door alles heen.’

Q Dus jouw ziel zit nu in jou?
‘Ja.’

Q Kan jouw ziel nu dan ook door alles heen?
‘Als hij het lichaam leuk vindt, wat heel vaak gebeurd, dan kan hij erin blijven. Als hij het niet zo leuk meer vindt dan kan hij eruit en dan ben je dood.’
‘Uh nee zo gaat dat denk ik niet. Hoe ouder je wordt, dan, nou je bloedcellen worden steeds vernieuwd, maar als je ouder wordt dan gaat dat niet zo goed meer en dan verschrompel je langzaam en dan kan het bloed er niet meer goed door en dan ga je dood.’

Q Ah, oké, en dan ben je dood, wat gebeurt er dan met jouw ideeën en gedachten?
‘Dat gaat gewoon de lucht in.’

Weg?

Q Is het dan weg of zweeft het dan rond?
‘Weg.’
‘Nou, tenzij je het allemaal verteld hebt aan andere mensen en dan kunnen zij het weer verder vertellen.’
‘Ik weet een goeie over de ziel. Ik ging naar een moskee en daar hoorde ik ook iets. Je ziel is net als je stem. Je hoort je stem wel maar je ziet je stem niet. Net als je gedachten, die kun je ook niet laten zien maar je hebt ze wel.’
‘Ik weet wat. Je moet allemaal dingen voordat je dood gaat gaan opnemen en als je dood gaat dan kun je het allemaal laten zien aan mensen.  Bijvoorbeeld net als EnzoKnol. Maar zijn kleinkinderen kunnen nog kijken hoe hij praatte en wat voor gekke dingen hij deed.’

Q Zouden daarom mensen graag beroemd willen worden dat je dan een soort van blijft bestaan?
‘Nee, ik denk dat die mensen gewoon lol willen hebben en willen laten zien wat ze allemaal kunnen.’
‘Maar je kan je gedachten wel zien, hoor. In je dromen.’
‘Ik droom nooit.’
‘Je gedachten kun je niet zien maar die heb je wel en je kunt ze ook niet zien in je dromen. In je dromen heb je gedachten en in je gedachten kun je ook gedachten hebben.’

Contact met overledene

Q Toen mijn vader net was overleden wilde ik graag over hem dromen. Dan kon ik hem tenminste nog zien. Maar dat gebeurde niet. Ben je dan dus niet de baas over je dromen?
‘Je dromen doen het zelf.’
‘Het kan wel maar dan moet je erin geloven dat hij er nog ergens is.’
‘Mijn vader is ook overleden en omdat ik hem zo erg miste ging ik juist over hem dromen maar dat waren geen leuke dromen. Met vuur en zo.’
‘Maar dan is het meer een nachtmerrie.’
‘Ik was een keer in een enge attractie geweest en ik probeerde dat te vergeten en ik wou er ook geen dromen over hebben en uiteindelijk ging ik er toch over dromen en dat was eigenlijk meer een nachtmerrie als een droom.’

Q We dwalen nu wel een beetje af van het onderwerp. Het ging over of we kunnen dromen over mensen die dood zijn. Dat lukte bij de meeste niet. Er was nog iets wat ik graag wilde toen mijn vader net dood was en dat was met hem praten. Daarom keek ik steeds naar de hemel en hoopte ik een teken van hem te krijgen. Alsof ik zo nog met hem kon praten. Wat denken jullie, kun je praten met dode mensen?
‘Ja, als je zelf ook dood bent.’
‘Ja, met een Ouijabord, dan kun je contact leggen met de doden. Maar dat is niet altijd met iemand die je wil. Soms zijn dat demonen.’

Q Maar als dat waar is, dan zou onze ziel toch nog ergens blijven.
‘Eigenlijk denk ik dat als je dood bent… kijk als je slaapt, in een diepe slaap, dan heb je ook helemaal niets door. Ik denk dat als je dood bent, dat het net zoiets is.’

Strenger zijn?

Ik vond dit een mooi gesprek. Zo op het scherm zie je natuurlijk niet dat ze soms door elkaar heen spraken, scheef op hun stoel zaten of met slijmzakjes speelden. Stel ik had daar bovenop gezeten, en steeds de kinderen gecorrigeerd… Ja, dan zou er meer orde in de klas zijn geweest maar zou het gesprek zich dan inhoudelijk hetzelfde hebben ontwikkeld? Ik weet uit ervaring dat het niet zo is. Een beetje chaos is nodig voor diepgang en betrokkenheid in een gesprek.

Uit onderzoek blijkt trouwens ook dat een beetje chaos in gesprekken goed is voor de taalontwikkeling. Kortom, soms is het beter om de orde in de klas een beetje los te laten.

Leestips

Filosofie wordt kinderspel met deze materialen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

De waardering van www.filosovaardig.nl/webshop-kinderfilosofie/ bij WebwinkelKeur Reviews is 9.5/10 gebaseerd op 523 reviews.