Je hebt van die eigenwijze kinderen die gooien alles op zijn kop en denken anders dan de rest. Ze worden nogal eens eigenwijs genoemd. En dat zijn precies de kinderen die de motor van een filosofisch gesprek kunnen zijn. Gijs is zo’n jongen. In de filosofieclub hadden we het over stoelen en de vraag hoe het nou toch kan dat je voor het begrip stoel geen goede definitie kunt bedenken. Gijs zou deze keer wat later komen. Het gesprek begon best leuk maar wilde maar niet sprankelen tot Gijs er na een half uur bij kwam en peper in het gesprek gooide.
Deel 1 van het gesprek – zonder Gijs – ging een beetje zo:
Wanneer noem je iets een stoel?
“Het is maar wat je geleerd hebt, bijvoorbeeld dat is een stoel, volgens ons, maar misschien is het voor iemand anders geen stoel, het is gewoon wat je ouders je hebben geleerd.”
“Het ligt eraan, of je altijd op een kruk zit of altijd op een stoel, dus als je altijd op een kruk zat en je ouders zeggen altijd ga eens op je stoel zitten, dan denk je dat de kruk een stoel is want dat is je dan zo aangeleerd.”
En zo:
Wanneer is iets geen stoel meer?
“Als hij omvalt als je er op gaat zitten. Een stoel die valt niet om als je erop zit.”
“Een trap is ook eigenlijk geen stoel, maar je kan er wel op zitten.”
“Maar is erop kunnen zitten dan het belangrijkste ding van stoel zijn?”
“Ja, daarvoor is een stoel bedoeld.”
“Dus waar ie voor bedoeld is, dat is belangrijk. Maar die kunstzinnige stoelen vonden jullie geen stoel, maar de makers hebben het wel zo bedoeld.”
“Misschien hebben de makers van de trap een trap ook bedoeld om op te zitten en om naar boven en beneden te lopen dus dan is dat eigenlijk ook een stoel.”
Een slijmerig ding
En zo ging dat verder.
De kinderen waren braaf en geconcentreerd bezig met het onderwerp, maar spannend werd het gesprek niet. We hadden gewoon eigenwijze kinderen nodig!
En toen kwam Gijs binnen.
Hij werd een minuutje bijgepraat en zei toen op eigenwijze toon: “In principe als je gewoon op een soort van slijmerig ding zou gaan zitten heb je ook een stoel. Het vormt zich naar je rug. Het hoeft er niet perse zo uit te zien, het hoeft geen poten te hebben.”
Kabam – het gesprek neemt onmiddellijk een andere wending.
Gijs dacht in eerste instantie dat je best een definitie van een stoel kunt geven, gewoon: “je kan er op zitten.”
Het was alsof de wekker ging. Plotseling was iedereen klaarwakker en er werden fanatiek tegenvoorbeelden genoemd, zoals: “Je kunt ook op je vader zitten.” “Of op je hurken.” “En op de grond!”
Het werd door al die voorbeelden wel duidelijk dat er dan iets niet klopt: “De grond is op zich geen stoel. Dat zou gek zijn.”
“Het is wel lastig, maar je kan uiteindelijk wel een regel bij een stoel bedenken,” vond een van de kinderen.
Toen dacht Gijs er toch weer heel eigenwijs anders over: “Nou, ik weet het niet, een stoel is ook kunst en bij kunst zijn toch ook geen regels te scheppen.”
Een konijn is een konijn
Via kunstzinnige stoelen kwamen we terecht bij dieren, zou je daar dan wel ‘soortdefinities’ voor kunnen formuleren? Dat leek makkelijker: “Ik denk een konijn is een konijn, hoe groot hij ook is. Stel je hebt een konijn van twee meter dan is het nog steeds een konijn.”
“Bij sommige dieren moet je echt goed kijken van hoe zit dat, en zijn die poten zo lang maar bij andere dieren is het gewoon van als dat zo is dan…”
Er kwamen diverse dieren voorbij waardoor er bij toeval nog een algemene regel werd gevonden: “Bijna alle dieren hebben een staart.” Het lijkt er dus op dat het makkelijker is om regels op te stellen voor het indelen van dieren, maar hoe zit het dan met de rest van de natuur, een boom bijvoorbeeld.
Een tekening is geen boom
“Je kan ook een boom tekenen en dan zeggen dat is een boom. Maar het is eigenlijk ook een tekening. Dan is het of een tekening of een boom. Dus dan moet je kiezen.”
“Dan is het gewoon een tekening van een boom.”
“Dan is het geen echte boom.”
Outside-the-boxdenken
Het belang van eigenwijze kinderen, outside-the-boxdenkers, in een groep kwam duidelijk naar voren. Sinds Gijs erbij zat was iedereen wakker en werden er in sneltreinvaart allerlei filosofische thema’s aangesneden als wat is echt en wat is niet echt en het onderscheid tussen afbeelding en werkelijkheid.
Heb jij een eigenwijs kind?
Wil je ook weten of je eigenwijze kinderen hebt, van die kinderen die filosofische peper in een gesprek kunnen gooien? Probeer het uit met de Praatprikkels. Dat zijn 50 kaarten met filosofische vragen voor kinderen.
Lees ook: Een stoel is een nutteloos verlept ding.
6 comments
geweldig gewoon! Ik vind het zo leuk als je die gesprekken letterlijk weergeeft, ik geniet ervan!
Dank je!
Beste filosofiejuf,
Leuk om te lezen allemaal! Nog niet alles gelezen, maar het is inspirerend. Ik doe zelf een project “filosoferen met kinderen” op een basisschool in groep 4 en groep 8. Lessen over geluk, tijd, eerlijkheid, denken, etc… Gaat fantastisch, en mocht je geïnteresseerd zijn in hoe dat gaat, of wat tips / vragen hebt, kijk dan ook eens op mijn blog: http://kunnendierendenken.wordpress.com/
Groetjes!
Heleen
Dank je voor je reactie en ik heb met plezier jouw blog gelezen. Vanuit wat (studie, werk?) doe je dit project nu?
Sorry voor de late reactie, ik kreeg daar geen melding van.
Ik doe het project in het kader van mijn masterscriptie aan de UvA. Ik vergelijk de filosofische capaciteiten van groep4-leerlingen en groep8-leerlingen, door dezelfde onderwerpen en vragen in beide groepen te behandelen. Het zijn telkens héél verschillende lessen, en wel altijd heel boeiend en filosofisch!
Comments are closed.